Ma staat bij het raam en leest een brief. De
zon schijnt door de vitrage naar binnen. Verder alleen het tikken van de klok.
Af en toe veegt ze een lok uit haar gezicht. Ze vouwt de brief dicht, steekt ‘m
in haar bloes, op haar hart, en kijkt me aan: 'Je pa'. Voor het eerst in lange
tijd heb ik het gevoel dat de wereld weer klopt.
De afgelopen drie jaar ging ik met mijn
jongere en oudere zus af en toe met de trein van Amsterdam naar Gouda, naar pa.
Het waren moeizame bezoeken. Ma zwaaide ons altijd uit. Als we weer terug waren
luisterde ze minzaam naar onze verhalen. Hoe er steeds meer auto’s in het grote
huis stonden, en klanten voor reparaties kwamen. Hoe pa onlangs een jongen in
dienst had genomen. Goed nieuws leek haar toch altijd wat blijer te maken.
We hadden ons tijdens de oorlog zo verheugd op de bevrijding, dat we ons niet konden voorstellen hoe ontwrichtend de vrede zou kunnen zijn. Ik had pa vaak geholpen en zag hoe de garage nu leger en leger werd. Hoe pa ’s avonds de boeken uitvlooide en soms met zijn handen in zijn haar zat in de werkplaats. Die, net als hij, steeds stiller en donkerder werd.
Pa had het altijd het heerlijk gevonden om ma te kietelen, te porren of om
een arm om haar heen te leggen. Dat gebeurde allemaal niet meer. En hij vond het
geweldig om haar voor de gek te houden. Natuurlijk kende ma al zijn geintjes,
maar ze speelde het spel met volle overgave mee. Ik kon me al lang geen gelach
meer herinneren.
Op een dag ving ik iets op dat ik niet kende.
Ik hoorde pa zijn stem verheffen:‘Ik ben hier de man, ik zorg voor het geld!’
‘Maar het lukt niet’, ging mijn moeder er rustig tegenin. Ik deed een stap naar
voren en kon zien hoe hij haar wegduwde. Vervolgens de trillende stem van mijn moeder:
‘Als je mij te na komt, ben ik weg.‘ Ik hoorde iets zwaars vallen. En zag mijn
moeder weglopen.
In de verte leek iets breken. Mijn vader lag
op de grond, zacht schokte zijn lijf. Ik durfde niet naar hem toe te gaan.
Drie dagen later verhuisde ma met ons naar
Amsterdam. Ze ging werken als coupeuse, dat had ze ook voor haar huwelijk
gedaan. Ik en mijn zussen deden of het zo goed was. Af en toe zeiden we tegen
pa dat we hem misten. Soms vroeg hij hoe het met ma ging.
Ma kijkt me aan, ze pakt de brief uit haar bloes
en werpt er een blik op. ‘Gaan we weer naar pa?’ Ze knikt en zegt: ‘Soms moeten
mensen elkaar loslaten zodat de liefde weer haar weg kan vinden. ‘
No comments:
Post a Comment