Dat leverde dit verhaal (dat niet langer dan 150 woorden mocht zijn) op:
Mijn verhaal begint niet bij Sarina. Het
begint bij Guido Desmet, 18 jaar oud, die met een vrachtschip naar Hongkong
gaat vanuit Batavia. Aan Hongkong houdt hij twee souvenirs over: mij met mijn
inklapbare poten en blad van geslagen koper en een onstilbaar verlangen naar
opium.
Guido verliest daardoor alles behalve mij: vrouw,
kind, huisartsenpraktijk in Batavia, aanzien. Hij verkast naar een dorp in het
binnenland. Als toean doktor leeft hij temidden van de inlanders. Sarina,
dochter van een njai, kruist zijn pad. Met haar Europese trekken zal geen
inlander haar trouwen. Ik ben erbij als ze haar opwachting maakt bij hem. Hij
neemt haar in huis, zij hem in haar armen. Ze is het wonder dat hij niet meer
verwacht. Zij stopt zijn opiumpijp, legt die op mij en houdt hem vast om zijn
angsten te bezweren. Hij voelt haar bollende buik en zorgt dat zij zijn naam
krijgt.
Dit had Sarina kunnen zijn |
Maar de echte schok kwam toen ik ontdekte dat de Nederlandse overheid eeuwenlang een van de grootste drugsdealers van het Verre Oosten was. Daarbij was het natuurlijk niet de bedoeling dat West-Europeanen massaal aan de opiumpijp gingen. In het welzijn van de inheemse bevolking was men beduidend minder geinteresseerd. Cynisch en wrang, want de opium leverde heel veel geld op.
Over gouden tijden, zwarte bladzijden in de geschiedenis gesproken.
No comments:
Post a Comment